In Memoriam Albert Koopmans
In memoriam Albert Koopmans
‘Olim’ – ergens aan het begin van deze eeuw – was de Redactie van het Tijdschrift voor Gregoriaans op zoek naar een nieuw redactielid. Een lid had na een lange en vruchtbare periode afscheid genomen en iemand moest het stokje overnemen. Via ‘de Akademie’ viel de naam van ene Albert Koopmans, een ‘uitstekende kandidaat’. Albert woonde in Den Haag en ik ging eens polshoogte nemen. Enkele minuten nadat we hadden kennisgemaakt, wist ik dat Albert het nieuwe redactielid moest zijn. Hij was ter zake kundig, was nauwkeurig en – misschien nog wel belangrijker – we waren het overal over eens. We konden aan de slag!
Albert had een passie voor het gregoriaans. Dit was geen voorbijvliegende interesse, maar een van de symptomen van een katholiek virus dat hij in zijn vroege jeugd had meegekregen. Hij had vanzelfsprekend ook oog voor de nimmer stilstaande tijden en realiseerde zich dat de gouden tijd van het gregoriaans voorbij was.
Toch moest ook de komende generatie van het gregoriaans op de hoogte worden gebracht. Albert was natuurlijk ook leraar en een leraar is altijd bedacht op de overdracht. Een Tijdschrift voor Gregoriaans was hem een uitgelezen kans en hij heeft zich hiervoor vele jaren met overgave ingezet.
In een redactie leer je elkaar vanzelfsprekend heel eenzijdig kennen. Je wordt geselecteerd op je interesses. Je functioneert te midden van soortgenoten en je komt elkaar maar een paar maal per jaar tegen. Je slechte eigenschappen kunnen zo een beetje verborgen blijven. De slechte eigenschappen van Albert heb ik dan ook nooit kunnen ontdekken. In tegendeel. Albert was een aangename gesprekspartner, die niet alleen iets wist van gregoriaans maar ook van klassieke muziek in het algemeen. Hij was een uitstekende pianist en ik gebruik nog steeds zo af en toe zijn opname van Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze van Haydn in een les.
Vaak spraken we voor de redactievergadering in Utrecht af om in een Italiaans restaurant te eten en over van alles van gedachten te wisselen. Ik kan mij vele onderwerpen herinneren die voorbijkwamen: het Latijn, het weer, de Italiaanse cultuur, de plaats van vele componisten in de geschiedenis van de klassiek muziek en de rol van Den Haag in de geschiedenis van Nederland. Bij dit laatste onderwerp was ik overigens van mening dat Albert deze enigszins overschatte. Ik kwam zelf uit Delft – een plaats die een ZEER belangrijke rol in de geschiedenis van Nederland heeft gespeeld – en vond dat Albert juist deze onderschatte. Had Den Haag eigenlijk wel stadsrechten? Bij deze vraag verslikte Albert zich steevast en dan zette hij zijn glas wijn op tafel. Nu kon je de tegenaanval verwachten.
Zoals gezegd, de slechte eigenschappen van Albert zijn mij nooit duidelijk geworden. Hij heeft echter wel kennis moeten maken met de slechte eigenschappen van zijn redactiegenoten. We waren te breedsprakig, kwamen zelden to the point en verloren ons in culturele vergezichten. Dan moest Albert altijd ter zake komen en wees ons fijnzinnig op het feit dat we een tijdschrift moesten vullen en dat de volgende aflevering alweer spoedig moest uitkomen. Gelukkig waren we niet bestand tegen de overredingskracht van de gewezen conrector en mede door zijn praktische daadkracht kwam alles op z’n pootjes terecht.
Zorgelijk was het natuurlijk toen we hoorden dat je ziek was. Het was zelfs zo ernstig dat je onmiddellijk met bijna al je activiteiten moest ophouden. Je vrouw hield ons op de hoogte van je tegen je ziekte. Hoewel haar berichten altijd positief waren, klonken toch ook grote zorgen door. Toen je plotseling overleed, bleek hoe zeer deze zorgen terecht waren. We hebben elkaar nog gezien toen we met een maaltijd afscheid namen van de analoge redactieleden en het Tijdschrift een digitale doorstart maakte. Even leek het net als toen, maar het was – achteraf – toch een afscheid.
Arnoud Heerings